“Op elke eerste dag van de week moet ieder van u bij zichzelf iets opzijleggen om op te sparen wat in zijn vermogen is, opdat de inzamelingen niet pas dan gehouden worden” (1 Korintiërs 16:2)
We mogen altijd geven wat we kunnen geven, “naar vermogen” dus. Soms betekent dit meer dan een tiende, soms betekent het minder dan een tiende. Het hangt allemaal af van de vermogens van christen af en van de behoeften van de kerk. Elke christen moet individueel ijverig bidden en op zoek gaan naar Gods wijsheid om te bepalen of hij of zij aan tienden kan deelnemen en/of hoeveel hij of zij kan geven (Jakobus 1:5). “Laat ieder zoveel geven als hij zelf besloten heeft, zonder tegenzin of dwang, want God heeft lief wie blijmoedig geeft.” (2 Korintiërs 9:7)